Babeau Dufraing

Promotor: dr. Maarten Haspeslagh
Promotor: Lien Gysens

Onderdeel van de Masterproef

titel : RISICOFACTOREN VOOR SARCOÏDONTWIKKELING BIJ PAARDEN

Samenvatting

Sarcoïden zijn een van de meest gekende en meest voorkomende huidtumoren bij paarden. Ze kunnen paarden van alle leeftijden, rassen, vachtkleuren of geslachten aantasten, al lijken er wel bepaalde predilecties te zijn. Het is geweten dat het boviene papillomavirus (BPV) een belangrijke rol speelt in het ontstaan van sarcoïden. Equine sarcoïden kennen echter een multifactoriële etiologie. Naast het boviene papillomavirus zijn nog andere factoren nodig om tot tumorontwikkeling te komen. Mogelijke risicofactoren kunnen individuele of genetische eigenschappen zijn. Een ander belangrijk punt dat als risicofactor overwogen wordt, is de aanwezigheid van aangetaste paarden of runderen. Direct of indirect contact hiermee zou kunnen leiden tot een verhoogde kans op ontwikkeling van sarcoïden. Aangezien ook paarden die geen direct contact hebben met aangetaste paarden of runderen sarcoïden ontwikkelen, wordt de piste van vliegen die instaan voor de transmissie veelvuldig onderzocht. In meerdere onderzoeken is reeds DNA van het boviene papillomavirus aangetoond in vliegen die in de nabijheid zijn gevangen van aangetaste paarden. Het is echter nog niet duidelijk of de aanwezigheid van deze positieve vliegen ook effectief kan leiden tot een overdracht van BPV infectie wat op zijn beurt kan leiden tot de ontwikkeling van een sarcoïd.

Het doel van deze masterproef is om een beter inzicht te krijgen in sarcoïden en hun mogelijke risicofactoren. Dit wordt getracht te bekomen door de literatuur hierover te bundelen. Daarnaast worden de demografische gegevens van een studiepopulatie die aangetast is met sarcoïden onderzocht om beter inzicht te krijgen in het voorkomen van sarcoïden en hieraan gelinkt hun risicofactoren. Uit de resultaten lijkt voornamelijk de leeftijd een belangrijke risicofactor te zijn. Een onderzoek naar de aanwezigheid van BPV in vliegen die gevangen zijn op specifieke locaties tracht meer informatie in te winnen over de mogelijkheid van vliegen en de nabijheid van aangetaste paarden of runderen als risicofactor. Vliegen die zijn gevangen bij paarden die in contact leven met runderen blijken vaker positief te zijn wat betreft de aanwezigheid van BPV-DNA. De hoeveelheid DNA dat aanwezig is in de gevangen vliegen lijkt niet te verschillen tussen vliegen die gevangen zijn bij aangetaste paarden, niet aangetaste paarden of paarden in contact met runderen.